Verandering biedt kansen
Home / Nieuws / Loonkostenvoordelen vanaf 2017: laat geen geld liggen!
Vanaf 2017 krijgen werkgevers die werknemers in dienst hebben met een loon tussen 100% en 125% van het wettelijke minimumloon (WML), een nieuwe tegemoetkoming: het lage-inkomensvoordeel (LIV). Voor het LIV gelden de volgende voorwaarden:
Tip: U kunt ook in aanmerking komen voor het LIV voor een werknemer die jonger is dan 23 jaar. Het gemiddelde uurloon van deze werknemer moet dan echter wel minimaal 100% en maximaal 125% van het wettelijk minimumloon voor een 23-jarige of ouder bedragen.
Het gemiddelde uurloon berekent u aan de hand van de formule totaal jaarloon gedeeld door totaal aantal verloonde uren. Voor de vaststelling van het totale jaarloon telt alles mee. Bijzondere toeslagen voor bijvoorbeeld overwerk zullen dus van invloed zijn op het gemiddelde uurloon en kunnen er mogelijk voor zorgen dat er geen recht bestaat op het LIV.
Tip: Eindheffingsbestanddelen tellen niet mee voor de vaststelling van het jaarloon. Dit betekent dat vergoedingen en verstrekkingen die u onderbrengt in uw vrije ruimte voor de werkkostenregeling, niet van invloed zijn op het recht op het LIV.
Voor de vaststelling van het totaal aantal verloonde uren tellen uren waarin een werknemer niet gewerkt heeft maar wel doorbetaald is vanwege bijvoorbeeld ziekte of verlof, gewoon mee. Ook niet opgenomen maar wel volledig uitbetaalde verlofuren en uitbetaalde overuren tellen mee.
Let op! Een werknemer die in de loop van het jaar bij u dienst komt, voldoet mogelijk niet aan de minimaal vereiste 1248 uren. Voor deze werknemer bestaat dan in het jaar van indiensttreding geen recht op het LIV. Voldoet diezelfde werknemer het volgende jaar wel aan de minimaal vereiste 1248 uren, dan bestaat in dat jaar wel recht op het LIV (mits uiteraard voldaan is aan de overige voorwaarden).
Hoogte LIV
Het LIV bestaat uit een vast bedrag per verloond uur en een maximaal bedrag per jaar volgens de volgende tabel.
* Gebaseerd op het WML per 1 januari 2017 op basis van een fulltime werkweek van 40 uur, verhoogd met 8% vakantietoeslag. Door de verhoging van het WML per 1juli 2017 kunnen deze bedragen nog wijzigen.
Tip: Het uurloon is in de WML afhankelijk van een fulltime werkweek in een onderneming. Voor het LIV wordt uitgegaan van het uurloon bij een fulltime werkweek van 40 uur. Betaalt u het minimumloon, maar geldt binnen uw bedrijf een 36-urige werkweek, houd er dan rekening mee dat het uurloon voor het LIV dan al boven de 110% WML zit. In plaats van een vast bedrag van € 1,01 per uur heeft u dan maar recht op € 0,51 per uur.
Te gelde maken LIV 2017
Houd er rekening mee dat u het LIV over 2017 pas in de tweede helft van 2018 van de Belastingdienst zult ontvangen. U hoeft geen apart verzoek te doen voor het LIV. Het LIV wordt automatisch vastgesteld aan de hand van de in uw loonaangifte aanwezige gegevens. Voor 15 maart 2018 ontvangt u van het UWV een overzicht van werknemers die voldoen aan de voorwaarden voor het LIV. Het UWV baseert zich hierbij op de gegevens uit de loonaangiften zoals die uiterlijk op 1 februari 2018 zijn ingediend.
Let op! De in de loonaangiften aanwezige gegevens vormen de basis voor de vaststelling van het recht op het LIV. Zorg daarom dat deze gegevens voor 1 februari 2018 juist en volledig zijn opgenomen in de loonaangiften.
Kloppen de gegevens in het overzicht van het UWV niet, dan kunt u nog tot en met 1 mei 2018 aanvullingen of correctieberichten indienen bij de Belastingdienst. Alle na die datum ontvangen aanvullingen of correctieberichten worden niet meer meegenomen voor de vaststelling van het LIV. Bovendien kunt u vanaf 1 mei 2018 vanwege onjuiste gegevens in uw loonaangifte (bijvoorbeeld het aantal verloonde uren) een boete van € 1.319 opgelegd krijgen.
De Belastingdienst stelt vóór 1 augustus 2018 de hoogte van het LIV 2017 vast in een beschikking. Uiterlijk 12 september 2018 wordt het LIV 2017 vervolgens aan u uitbetaald.
Let op! Hoewel het LIV al vanaf 2017 geldt, heeft u hiervan dus pas vanaf de tweede helft van 2018 daadwerkelijk profijt.
Invloed mogelijk verlaging leeftijd minimumloon van 23 jaar naar 22 jaar
Mogelijk wordt per 1 juli 2017 de leeftijd waarop recht bestaat op het volledige minimumloon verlaagd van 23 naar 22 jaar. Dit leidt op dat moment tot een verhoging van het bruto minimumloon van een 22-jarige met 15%. Indirect gevolg hiervan is dat voor een 22-jarige met een wettelijk minimumloon vanaf 2018 ook recht ontstaat op LIV.
Ook in 2017 bestaat er weer recht op verschillende premiekortingen
Premiekorting 56-plussers of arbeidsgehandicapte (mobiliteitsbonus)
Neemt u iemand in dienst van 56 jaar en ouder die, voordat hij bij u in dienst treedt, een uitkering (bijvoorbeeld WW, WAO, WAZ, Wajong et cetera) heeft genoten of neemt u arbeidsgehandicapte werknemer in dienst (niet behorend tot de doelgroep banenafspraak), dan heeft u bij een werkweek van 36 uur of meer recht op een premiekorting van € 7.000 per volledig jaar. Bedraagt de werkweek minder uren, dan wordt de premiekorting naar evenredigheid verminderd. Zolang de werknemer bij u in dienst is, heeft u recht op deze korting (met een maximum van drie jaar).
Premiekorting doelgroep banenafspraak
De doelgroep voor de banenafspraak bestaat uit:
Neemt u een werknemer uit de doelgroep banenafspraak in dienst, dan heeft u bij een werkweek van 36 uur of meer recht op een premiekorting van € 2.000 per jaar. Bedraagt de werkweek minder uren, dan wordt de premiekorting naar evenredigheid verminderd. Zolang de werknemer bij u in dienst is, heeft u recht op deze korting (met een maximum van drie jaar).
Loonkostenvoordelen vervangen premiekortingen vanaf 2018
Vanaf 2018 krijgen werkgevers die oudere uitkeringsgerechtigden en arbeidsbeperkten in dienst nemen recht op zogenaamde loonkostenvoordelen (LKV’s). Deze LKV’s vervangen de premiekortingen zoals we die tot dusverre kennen. Het LKV bestaat uit vanaf 2018 uit een vast bedrag per verloond uur met een maximaal bedrag per jaar. Net als bij de huidige premiekortingen bestaat maximaal drie jaar recht op een LKV. Alleen voor de LKV herplaatste arbeidsgehandicapte werknemer geldt slechts een periode van één jaar.
Net als het LIV wordt het LKV pas uitbetaald in de tweede helft van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin het recht is ontstaan. Dit betekent dat een LKV 2018 pas in de tweede helft van 2019 aan u wordt uitbetaald.
Let op! Dit is een verslechtering ten opzichte van de huidige premiekortingen. Deze krijgt u op dit moment nog maandelijks via uw loonaangiften uitbetaald. Vanaf 2018 moet u tot de tweede helft van 2019 wachten voordat u de tegemoetkoming over 2018 krijgt uitbetaald.
Lopen er op 1 januari 2018 nog premiekortingen, dan zullen deze per 1 januari 2018 worden omgezet in een LKV voor de dan nog resterende periode. Om die reden vervalt per 1 januari 2017 de rubriek “indicatie premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer” en wordt deze vervangen door 3 nieuwe rubrieken:
Tip: Zorg dat u de juiste indicatie opgeeft en voorkom dat u voor het jaar 2018 geen of een onjuiste uitbetaling van het loonkostenvoordeel krijgt.
Een no-riskpolis houdt in dat de werkgever geen risico op doorbetaling bij ziekte loopt omdat de werknemer in zo’n geval een beroep kan doen op een Ziektewet-uitkering van het UWV. In 2017 zijn er verschillende no-riskpolissen mogelijk.
No-riskpolis via het UWV
Neemt u een werknemer met bijvoorbeeld een WIA-, WAO-, WAZ- of Wajong-uitkering of behorende tot de doelgroep banenafspraak in dienst, dan geldt voor deze werknemer de no-riskpolis via het UWV. Wordt deze werknemer ziek dan krijgt hij/zij via het UWV een Ziektewet-uitkering. U loopt dus geen risico op doorbetaling. Over het algemeen geldt de no-riskpolis 5 jaar, in sommige gevallen is de no-riskpolis onbeperkt. Informeer wat de specifieke voorwaarden zijn voor uw (toekomstige) werknemers.
No-riskpolis via de gemeente
Het is ook mogelijk om via de gemeente een no-riskpolis te krijgen voor het in dienst nemen van bepaalde arbeidsgehandicapten. Deze no-riskpolis is vanaf 2017 voor onbepaalde tijd geldig. Informeer wat de specifieke voorwaarden zijn voor uw (toekomstige) werknemers.
Oudere en langdurig zieke ex-werklozen
Om de drempel waar het gaat om indiensttreding van oudere werknemers te verlagen, is ook voor die groep een no-riskpolis geïntroduceerd. Werknemers komen in aanmerking voor een ZW-uitkering van ten minste 70% van het dagloon, indien de werknemer:
Er geldt voor de werkgever dus een eigenrisicoperiode van 13 weken.
Het gaat hier om een tijdelijke regeling, die bekend staat als de “compensatieregeling oudere werknemers” welke geldt vanaf 8 juli 2009 voor een periode van 10 jaar. De regeling is bedoeld om de kansen op de arbeidsmarkt van deze categorie oudere en langdurig werklozen te vergroten.
Inmiddels is aangekondigd dat deze no-riskpolis vanaf 2018 toegankelijk wordt gemaakt voor mensen die in 2018 56 jaar of ouder worden. De wetswijziging hiervoor is beoogd uiterlijk 1 januari 2018.
Experiment no-riskpolis ZW-gerechtigde zonder werkgever
In het eerste kwartaal 2017 start via het UWV een experiment met een no-riskpolis voor ZW-gerechtigde zonder werkgever. Deze no-riskpolis wordt afgegeven na 52 weken ziekte als de zieke geen werkgever heeft.
Tip: Voor een werknemer waarvoor al recht bestond op een no-riskpolis geldt dit experiment niet. Bij het experiment gaat het om onder meer personen van wie de dienstbetrekking is afgelopen tijdens de ziekte en personen die tijdens een WW-uitkering ziek zijn geworden.
Het experiment wordt aangegaan voor een periode van 5 jaar. Het is niet mogelijk om zelf te verzoeken om deel te nemen aan het experiment. Na 52 weken ziekte wordt door middel van een steekproef geselecteerd of een ZW-gerechtigde meedoet in het experiment of tot de controlegroep behoort. In het laatste geval krijgt de ZW-gerechtigde geen no-riskpolis.
Voor werknemers die door hun ziekte of handicap minder productief kunnen zijn of voor mensen die beschut werk doen, kunnen werkgevers loonkostensubsidie krijgen van de gemeente waar de werknemer staat ingeschreven. Deze loonkostensubsidie compenseert de werkgever voor het verschil tussen de productiviteit van de werknemer en het wettelijk minimumloon.
Tip: Eind 2016 is door de Eerste Kamer een wetsvoorstel aangenomen dat een forfaitaire loonkostensubsidie introduceert van 50% van het wettelijke minimumloon gedurende de eerste zes maanden van de dienstbetrekking. Na zes maanden wordt de loonkostensubsidie voor de resterende periode vastgesteld aan de hand van een beoordeling van wat de werknemer daadwerkelijk zelfstandig kan verdienen. Deze bepaling treedt in werking op 1 februari 2017 maar werkt terug tot en met 4 juli 2016.
Wilt u een werknemer in dienst nemen met een WIA-, WAO-, WAZ-, Wajong-, Ziektewet- of WW-uitkering die moeilijk aan het werk komt, dan kunt u het UWV vragen om een proefplaatsing. De werknemer kan dan 2 maanden met behoud van zijn uitkering bij u komen werken. Voorwaarde is dat u de bedoeling heeft om een dienstverband van minimaal 6 maanden aan te bieden. Tijdens de proefplaatsing moet u wel een aansprakelijkheidsverzekering voor de werknemer afsluiten. Voor werknemers met een WW-uitkering geldt als extra eis dat deze minimaal 3 maanden werkloos moeten zijn. Gedurende de periode van proefplaatsing is, vanwege het ontbreken van het element loon, geen sprake van een arbeidsovereenkomst.
Tip: Het is soms mogelijk om de proefplaatsing te verlengen naar maximaal 6 maanden. Bijvoorbeeld als een werknemer door zijn ziekte of handicap maar 1 dag per week kan werken. Het UWV beslist op verzoek hierover.
Voor werknemers met een Wajong-uitkering die minder aankunnen dan andere werknemers, kunt u loondispensatie krijgen. U mag dan tijdelijk minder loon betalen. Het UWV vult het loon van de Wajonger dan aan tot maximaal het minimum(jeugd)loon. Dit kan gedurende een half jaar tot vijf jaar.
Voor een interne jobcoach die werknemers met een langdurige ziekte of handicap begeleidt op de werkplek, kunt u bij het UWV subsidie aanvragen. Daarnaast kunt u vergoedingen krijgen voor aanpassingen op de werkplek. Dit betreft niet-meeneembare aanpassingen van de werkplek. Voor meeneembare hulpmiddelen kan de werknemer zelf een vergoeding aanvragen.
Mogelijk wordt per 1 juli 2017 het minimumloon voor de leeftijd van 18 tot en met 21 jaar verhoogd. Om werkgevers tegemoet te komen in de hogere loonkosten die hierdoor ontstaan, is onlangs door de Tweede Kamer een wetsvoorstel aangenomen waarin een compensatieregeling is opgenomen. Het wetsvoorstel moet nog door de Eerste Kamer worden aangenomen. De beoogde ingangsdatum valt niet samen met de ingangsdatum van de verhoging van het minimumjeugdloon, maar wordt voorzien per 1 januari 2018. Omdat de verhoging van het minimumloon al voorzien is per 1 juli 2017 zal de compensatie voor het jaar 2018 worden vermenigvuldigd met 1,5.
De compensatieregeling krijgt dezelfde systematiek als het LIV. Dit betekent dat de compensatie onder meer na afloop van het kalenderjaar automatisch wordt vastgesteld en uitbetaald. Anders dan het LIV, is de compensatieregeling echter ook afhankelijk van de leeftijd van de werknemer. Bepalend is de leeftijd van de werknemer op 31 december van het voorafgaande kalenderjaar en het gemiddelde uurloon in het kalenderjaar. Voor de compensatieregeling geldt niet de verplichte minimale 1248 verloonde uren per kalenderjaar, die voor het LIV wel geldt.
Er bestaat recht op compensatie als het gemiddelde uurloon ligt tussen de volgende twee grenzen:
De tegemoetkoming zal, net als bij het LIV, bestaan uit een vast bedrag per verloond uur met een maximaal vast bedrag per jaar. De bedragen zijn nog niet bekend maar zullen waarschijnlijk liggen tussen de € 0,12 tot € 0,15 voor een 18-jarige, € 0,15 tot € 0,19 voor een 19-jarige, € 0,55 tot € 0,68 voor een 20-jarige en € 0,85 tot € 1,05 voor een 21-jarige per verloond uur met maxima van respectievelijk € 249,60/€ 312, € 312/€ 395,20, € 1.144,00/€ 1.414,40 en € 1.768/€ 2.184 per jaar.
Actueel
Brieven Belastingdienst over box 3 en IB 2019 – Wat moet of kun je daarmee?
Vrije ruimte WKR 2024 ook voor personeelsuitje 2025?
Bedrijfsarts? Dit zijn de rechten en plichten van medewerkers
Deel dit bericht
Nog niet uitgelezen?
De Belastingdienst is gestart met het versturen van brieven aan belastingplichtigen die mogelijk in aanmerking komen voor aanvullend rechtsherstel in box 3. En de Belastingdienst is van plan brieven te gaan versturen naar belastingplichtigen met box 3-inkomen waarvan de aanslag IB 2019 op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond. Wat moet je wel of […]
Wat de reden voor verkoop van je bedrijf ook is — nieuwe kansen, pensioen, of het gevoel dat je alles eruit hebt gehaald — het is een van de meest ingrijpende beslissingen die je als ondernemer ooit zult nemen. Wat dan cruciaal is: op het júiste moment verkopen. Maar wat bepaalt het juiste moment om […]
Je eenmanszaak omzetten naar een bv, het is voor veel ondernemers een spannende beslissing. Hoe weet je of je er goed aan doet? Het antwoord op die vraagt hangt af van een aantal factoren. Ik neem je kort mee in 6 daarvan en leg je uit waar je op moet letten. Door Louisa Rensink, Junior […]
Per 2026 gaat de btw-herzieningsregeling mogelijk ook gelden voor diensten aan onroerend goed, zoals verbouwingen, die meer dan € 30.000 kosten. Hoe zit het dan met je btw-aftrek? En hoe werkt btw-herziening eigenlijk überhaupt en hoe zit het met de herzieningstermijnen? Fiscalist Tarik heeft de belangrijkste punten voor je samengevat en geeft tips. Door Tarik […]
Stel je koopt dit jaar theatertickets voor medewerkers en doet die bij in hun kerstpakket. De voorstelling zelf vindt plaats in 2025. Je wilt de tickets onderbrengen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling. Moet dat dan in de WKR 2024 of juist die van 2025? Het antwoord op de vraag of je de vrije […]
© 2024 - Stolwijk Kennisnetwerk