Skip to main content
10 december 2018

Eindejaarstips 2018

Loonkostenvoordeel voor lage lonen

 Sinds 2017 krijgen werkgevers die werknemers in dienst hebben met een loon tussen 100% en 125% van het wettelijk minimumloon (WML), een nieuwe tegemoetkoming: het lage-inkomensvoordeel (LIV). Voor de LIV gelden de volgende voorwaarden:

  • Het gemiddelde uurloon van de werknemer bedraagt minimaal 100% en maximaal 125% van het WML voor iemand van 23 jaar of ouder.
  • Er is sprake van een substantiële baan (minimaal 1248 verloonde uren per kalenderjaar).
  • De werknemer heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

Wat betreft de verloonde uren gaat het om alle uitbetaalde uren, dus ook uren waarvoor niet gewerkt wordt. Denk aan betaald verlof, ziekte, overwerk en uitbetaalde verlofuren.

 

Tip:

Ga na voor welke werknemers u op grond van het uurloon het loonkostenvoordeel zou kunnen ontvangen. Ga vervolgens na of zij het minimaal vereiste aantal uren werken. Zitten ze net onder de grens, dan kan het lonend zijn het aantal uren te verhogen. Zelfs als u uw werknemer extra betaald verlof zou geven, tellen de uren mee en kunt u het loonkostenvoordeel wellicht toch binnenhalen.

 

Het LIV is ook van toepassing op werknemers jonger dan 23. Zij moeten dan echter wel een gemiddeld uurloon hebben van minimaal 100% en maximaal 125% afgeleid van het WML voor iemand van 23 jaar of ouder.

Voor de tegemoetkoming is het van belang dat u het uurloon binnen de marges houdt.

 

Tip:

Voor jongeren die minder dan 100% afgeleid van het WML verdienen, kan het voordelig zijn het loon te verhogen tot binnen de marge. Voor werknemers met een uurloon rond 110% respectievelijk 125% afgeleid van het WML is het juist van belang dat ze niet boven de marge komen.

 

Tip:

Is het uurloon te hoog, dan kunt u in plaats van loon wellicht gebruikmaken van alternatieven. Denk daarbij aan onbelaste kostenvergoedingen en het onderbrengen van belast loon in de werkkostenregeling. Dit loon telt namelijk niet mee voor de bepaling van het LIV.

 

 Nieuw loonkostenvoordeel voor jongeren

Werkgevers die vanaf 1 januari 2018 jongere werknemers in dienst hebben, kunnen jeugd-LIV krijgen. Het minimumjeugdloon voor 18- tot en met 21-jarigen is sinds 1 juli 2017 flink verhoogd. Per 1 juli 2019 gebeurt dit nogmaals. Voor 18-, 19-, 20-jarigen gaat het vaste percentage van het wettelijk minimumloon dan verder omhoog. Voor 21-jarigen gaat dit naar 100%. Zij hebben dan recht op een volledig wettelijk minimumloon.

Ter compensatie is per 1 januari 2018 het lage-inkomensvoordeel (LIV) voor deze leeftijdscategorie ingevoerd. Een werkgever heeft dan, als aan de voorwaarden is voldaan, per werknemer recht op een tegemoetkoming per uur. Het voordeel kan in 2018 oplopen tot € 3.286,40 per werknemer per jaar.

 

Benut ook overige nieuwe loonkostenvoordelen

Het loonkostenvoordeel (LKV) is een nieuwe regeling die is ingegaan op 1 januari 2018. Het is een jaarlijkse tegemoetkoming voor werkgevers die oudere werknemers en werknemers met een arbeidsbeperking vanuit een uitkeringssituatie in dienst nemen of houden. Het LKV vervangt de premiekortingen voor arbeidsbeperkte en oudere werknemers. Om het LKV te ontvangen, heeft u een kopie van de doelgroepverklaring LKV van uw werknemer nodig. De korting kan oplopen tot € 6.000 per werknemer per jaar.

 

Tip:

De doelgroepverklaring moet wel binnen 3 maanden nadat de werknemer in dienst is gekomen worden aangevraagd.

 

Benut uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling

Benut ook dit jaar uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling:

  • Beoordeel uw nog resterende vrije ruimte (1,2% van de totale fiscale loonsom). Het is niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2018 over is, door te schuiven naar 2019. Maar als u vrije ruimte over heeft, kunt u uw werknemers dit jaar nog wel een aantal belastingvrije vergoedingen of verstrekkingen geven.
  • Houd hierbij rekening met het gebruikelijkheidscriterium. Dit is een lastig criterium, dat inhoudt dat uw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze onderbrenging op zichzelf ongebruikelijk is en/of de omvang van de vergoeding/verstrekking ongebruikelijk is. Ongebruikelijk betekent in dit verband een afwijking van 30% of meer.

 

Tip:

Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van € 2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen/verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk. Het bedrag van € 2.400 geldt in alle redelijkheid, dus bijvoorbeeld niet voor zover het loon van de werknemer lager is dan de bedragen waar hij recht op heeft volgens de Wet op het minimumloon of als stagiair. Overigens betekent dit niet dat het bedrag van € 2.400 per definitie onbelast is. Het bedrag telt ‘gewoon’ voor de vrije ruimte en kan dus mogelijk een extra heffing van 80% opleveren voor de werkgever.

Maak gebruik van de collectieve vrije ruimte binnen de concernregeling. Houd hierbij rekening dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% gedurende het gehele jaar vereist is.

 

Tip:

Heeft u nog geen andere belaste vergoedingen of verstrekkingen gehad, dan kunt u zichzelf dit jaar als dga bijvoorbeeld ook een eindejaarsbonus geven van € 2.400. Staat uw partner ook op de loonlijst, dan geldt dit ook voor hem of haar.

 

Vier kerst dit jaar ‘WKR-optimaal’ met uw personeel

Geef bij dreigende overschrijding van de vrije ruimte in plaats van een kerstpakket eens een nieuwjaarsgeschenk. Of vervang de kerstborrel buiten de deur door een nieuwjaarsborrel buiten de deur. Het bedrijfsfeestje is begin 2019 misschien net zo gezellig als eind 2018. Omdat deze verstrekkingen dan in 2019 plaatsvinden, komen ze ook ten laste van de vrije ruimte in 2019.

 

Let op!

Bedenk wel dat schuiven alleen zin heeft als u in 2019 niet met dezelfde dreigende overschrijding van de vrije ruimte te maken krijgt.

Denk ook eens na over het anders inrichten van bepaalde vergoedingen of verstrekkingen. De kerstborrel buiten de deur is met wat aankleding misschien wel net zo gezellig in uw bedrijfspand. Dit is aantrekkelijk, omdat de kerstborrel buiten de deur ten laste van de vrije ruimte komt, terwijl de borrel binnenshuis op nihil is gewaardeerd.

 

Let op!

Gaat de borrel binnenshuis gepaard met een maaltijd, dan komt voor de maaltijd wel het forfaitaire bedrag van € 3,35 per werknemer ten laste van de vrije ruimte. Dit is echter altijd beduidend minder dan de werkelijke waarde van een maaltijd buiten de deur, die anders ten laste van uw vrije ruimte was gekomen.

  

Speel in op nieuwe fietsenregeling

Er komt vanaf 2020 een nieuwe regeling voor de fiets van de zaak. Net als bij de auto moet er belasting betaald worden over de consumentenadviesprijs van de fiets. Dit is alleen van toepassing indien de fiets ter beschikking staat voor woon-werkverkeer. Dan wordt de fiets namelijk ook geacht voor privégebruik ter beschikking te staan. De bijtelling voor de fiets gaat 7% bedragen. Hoeveel uw werknemer daardoor aan extra belasting betaalt, hangt af van de prijs van de fiets en van zijn inkomen. Hogere inkomens betalen dus meer voor het fietsgebruik.

 

Let op!

De maatregel gaat niet gelden als de fiets verstrekt of vergoed wordt. De fiets moet dus eigendom blijven van de werkgever en de werknemer mag deze gebruiken. Dit betekent ook dat de fiets bij het einde van het dienstverband moet worden teruggegeven of dat de werknemer een reëel bedrag betaalt voor het overnemen van de fiets. De bijtelling omhelst niet eventuele accessoires die ter beschikking worden gesteld, zoals regenpakken, fietstassen etc. Daarvoor gelden de normale regels van de werkkostenregeling.

 

Tip:

U kunt op de regeling inspelen door een fiets pas vanaf 2020 ter beschikking te stellen. Tot die tijd kan de werknemer bijvoorbeeld de eigen fiets gebruiken voor zakelijke ritten, waaronder woon-werkverkeer, en hiervoor een belastingvrije vergoeding ontvangen van € 0,19/km. Ook is het mogelijk de werknemer een renteloze lening te verstrekken voor de aankoop van een elektrische fiets.

De nieuwe fietsregeling zal gaan gelden voor alle soorten fietsen en zelfs voor bromfietsen die mede door spierkracht worden voortbewogen en beschikken over een elektromotor. Deze laatste categorie ziet met name op de speed-pedelecs.

De btw-regels voor een fiets van de zaak wijzigen niet. Normaliter kunt u de btw voor privégebruik door werknemers niet aftrekken, maar voor fietsen geldt een uitzondering. Tot een bedrag van € 749 (inclusief btw) mag u de btw aftrekken.

 

Houd rekening met wijziging 30%-regeling

De 30%-regeling voor buitenlandse werknemers met een specifieke deskundigheid wordt gewijzigd. Vanaf 2019 mogen werkgevers de regeling nog maar vijf jaar toepassen in plaats van de op dit moment geldende acht jaar. Volgens deze regeling mag een werkgever 30% van het salaris van de betreffende werknemer belastingvrij uitbetalen als tegemoetkoming in de extra kosten van de buitenlandse werknemer. Een hoger percentage mag ook, mits aannemelijk wordt gemaakt dat de kosten ook hoger zijn.

Er gelden wel de nodige voorwaarden om de regeling te mogen toepassen. Met name moet er sprake zijn van een specifieke deskundigheid. Dit is onder meer het geval als het jaarsalaris, exclusief de belastingvrije vergoeding, in 2018 minstens € 37.296 bedraagt. Ook moet de werknemer voordat hij bij de Nederlandse werkgever in dienst trad, op minstens 150 km afstand van Nederland hebben gewoond. Het kabinet heeft besloten wel overgangsrecht in te voeren voor de groep waarvoor de regeling als gevolg van deze maatregel in 2019 of 2020 zou eindigen.

 

Tip:

Een soortgelijke regeling geldt voor werknemers die tijdelijk in het buitenland werken. Ook aan die werknemers mag onder voorwaarden 30% van de beloning onbelast worden uitbetaald. Deze regeling wijzigt niet.

 

Vraag uw werknemer bij twijfel om een woonplaatsverklaring

De loonbelasting kent een aantal heffingskortingen. Deze bestaan uit een belasting- en een premiedeel. Vanaf 1 januari 2019 hebben alleen inwoners van Nederland recht op het belastingdeel van de loonheffingskorting. Niet-inwoners hebben daar geen recht meer op. Zij hebben alleen nog recht op het premiedeel, als ze in Nederland verzekerd zijn voor de volksverzekeringen.

Voor het belastingdeel van een van de heffingskortingen, de arbeidskorting, geldt een uitzondering: werknemers die inwoner zijn van een andere lidstaat van de EU, van een EER-land (IJsland, Noorwegen en Liechtenstein), Zwitserland of de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba), hebben wel recht op het belastingdeel van de arbeidskorting.

 

Let op!

Dit betekent dat u vanaf 1 januari 2019 moet bepalen of u voor een werknemer wel of niet rekening moet houden met het belastingdeel van de heffingskortingen. Of dat u misschien alleen rekening moet houden met het belastingdeel van de arbeidskorting. Daarvoor moet u dus weten van welk land een werknemer inwoner is, zodat u de juiste loonbelastingtabel kunt gebruiken.

 

Wanneer inwoner?

Een werknemer die hier zijn permanente woon- of verblijfplaats heeft, is inwoner van Nederland. Hij heeft dus recht op het belastingdeel van de heffingskortingen. Bij een werknemer die zowel in Nederland als in het buitenland woont of verblijft, is het de vraag of hij inwoner is van Nederland. Hij is alleen inwoner van Nederland als zijn sociale en economische leven zich hier afspeelt. Woont het gezin van de werknemer bijvoorbeeld in het buitenland, gaan zijn kinderen daarnaar school en houdt hij daar bankrekeningen aan, dan is hij geen inwoner van Nederland. Bij een werknemer zonder gezin is zijn intentie van belang: is hij van plan zich hier te vestigen, dan is hij inwoner van Nederland. Is hij van plan om hier alleen korte tijd te blijven, dan is hij dat niet. Of iemand inwoner van Nederland is, bepaalt u op basis van de feiten en omstandigheden die u bekend zijn: bijvoorbeeld de woonplaats die de werknemer u heeft aangeleverd als een van de gegevens voor de loonheffingen, reiskostenvergoedingen die u hem betaalt en gegevens voor beoordeling van de verzekeringsplicht. In de meeste gevallen zult u op deze manier kunnen vaststellen van welk land de werknemer inwoner is.

 

Tip:

Vraag uw werknemer bij twijfel om een woonplaatsverklaring. U weet dan zeker van welk land de werknemer inwoner is. De werknemer kan de woonplaatsverklaring aanvragen bij het belastingkantoor waaronder hij valt. Dat kan ook in het buitenland zijn.

 

Koop gebruikte auto met lage bijtelling

Het percentage aan bijtelling voor een auto geldt in beginsel voor 60 maanden, volgend op de maand van de eerste toelating. Het maakt niet uit of de auto tussentijds verkocht wordt. Het kan dus lonen een auto met een lage bijtelling te kopen en de resterende periode – na de datum van eerste toelating – nog te profiteren van de lage bijtelling.

 

Houd rekening met verval lage bijtelling na 60 maanden

Een lagere bijtelling dan 25% geldt gedurende een termijn van maximaal 60 maanden. Heeft u een auto van de zaak met een lagere bijtelling die op kenteken is gezet in 2014, houd er dan rekening mee dat deze lagere bijtelling in 2019 verloopt. Vanaf dat moment geldt voor die auto een bijtelling van 25% (en dus geen 22%)!

 

Tip:

Het verval van de lage bijtelling na 60 maanden geldt voor alle auto’s. Dus ook de auto die nu nog een 0%-bijtelling kent, zal na 60 maanden terugvallen naar een bijtelling van 25%! Er geldt nog wel een korting voor nulemissieauto’s. Houd vanaf 2019 wel rekening met de beperking van de korting voor nulemissieauto’s die duurder zijn dan € 50.000.

 

Koop duurdere elektrische auto vóór 2019

Als u van plan bent binnenkort een elektrische auto van meer dan € 50.000 aan te schaffen, is het raadzaam dit nog voor het einde van 2018 te doen. Vanaf 2019 geldt de 4%-bijtelling voor elektrische auto’s nog slechts tot een cataloguswaarde van € 50.000. Over het meerdere betaalt u 22%. Ook nu geldt de lage bijtelling voor een periode van 60 maanden vanaf de datum van eerste toelating. De nieuwe regeling gaat ook gelden voor elektrische auto waarvan na datum eerste toelating de termijn van 60 maanden voorbij is. Van deze auto’s zal na deze periode de bijtelling dus fors stijgen. En voor dergelijke auto’s van vóór 2017 is het uitgangspunt zelfs 25%.

 

Tip:

Overweeg de auto dan over te brengen naar privé en zakelijke kilometers te declareren tegen

€ 0,19/km. Indien u ondernemer bent in de inkomstenbelasting, moet u wel een bijzondere reden hebben om de auto voortaan tot het privévermogen te rekenen.

 

Lager gebruikelijk loon voor innovatieve start-ups

Wordt uw bv voor toepassing van de S&O-afdrachtvermindering in 2018 als starter aangemerkt? Dan mag u uw gebruikelijk loon vaststellen op het wettelijk minimumloon. U kunt deze start-upregeling maximaal drie jaar toepassen.

 

Lager gebruikelijk loon voor andere dga’s

Ook dga’s die niet als dga van een innovatieve start-up worden aangemerkt, kunnen het gebruikelijk loon onder voorwaarden lager vaststellen dan € 45.000. Er geldt namelijk een tegenbewijsregeling voor de hoofdregel dat het loon van een dga het hoogste van de volgende bedragen bedraagt:

  • 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
  • het hoogste loon van de overige werknemers van de bv of daarmee verbonden vennootschappen (lichamen);
  • € 45.000.

 

Let op!

Om het loon lager dan € 45.000 vast te stellen, moet u aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 45.000. Lukt dat niet, dan bedraagt het gebruikelijk loon altijd minimaal € 45.000.

Terug

Nog niet uitgelezen?