Skip to main content
24 juni 2015

Belastingherziening: werkenden erop vooruit!

Na alle berichtgeving de afgelopen dagen in de media en gesprekken achter gesloten deuren met diverse oppositiepartijen, heeft staatssecretaris Wiebes van Financiën in hoofdlijnen bekend gemaakt hoe het kabinet de belastingherziening wil vormgeven. Met een forse lastenverlaging op arbeid van jaarlijks € 5 mld gaan werkende huishoudens gemiddeld circa € 800 per jaar minder inkomstenbelasting betalen. Afhankelijk van het uiteindelijk gekozen pakket aan maatregelen zou dit bedrag kunnen oplopen naar € 2000 per jaar.

Hoofdlijnen

Er is zicht op lastenverlichting en het kabinet wil dit graag benutten door de lasten op arbeid fors te verlagen. In hoofdlijnen stelt het kabinet de volgende combinatie aan maatregelen voor:

  •     een impuls in de inkomensafhankelijke combinatiekorting en een verhoging van de kinderopvangtoeslag,
  •     extra loonkostenvoordeel voor werkgevers die mensen met lage inkomens aannemen;
  •     meer arbeidskorting voor inkomens tot ongeveer € 50.000,
  •     verlaging van de inkomstenbelastingtarieven in de tweede en de derde schijf met circa 2%-punt,
  •     verhoging van de inkomensgrens voor het toptarief. Mensen gaan pas vanaf een hoger inkomen het tarief van 52% betalen,
  •     een volledige afbouw van de algemene heffingskorting.

Naast deze maatregelen wil het kabinet ook box 3 hervormen. Het tarief van 30% blijft ongewijzigd, maar er is wel een alternatief uitgewerkt voor het forfaitaire rendement van 4%. Het kabinet denkt aan een forfaitair rendement per vermogenstitel, zoals spaarsaldo, aandelenportefeuille en onroerend goed.

Keuzemaatregelen

Om de lasten op arbeid nog verder te verlagen, de economische groei te bevorderen en het belastingstelsel te vereenvoudigen, zijn er nog meer maatregelen mogelijk. Werkende huishoudens zouden dan gemiddeld tot € 2000 per jaar minder inkomstenbelasting betalen. Het kabinet noemt enkele maatregelen, maar daar moet wel voldoende draagvlak voor zijn. Te denken valt aan:

  •     één btw-tarief, met uitzondering van voedingsmiddelen. Voor voedingsmiddelen blijft het lage btw-tarief van 6% gelden,
  •     een meer gelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen. Met de opbrengst hiervan kan het vennootschapsbelastingtarief omlaag,
  •     verdere vergroening,
  •     verruiming van het gemeentelijk belastinggebied.
Terug

Nog niet uitgelezen?