Skip to main content
27 juni 2024

Wetsvoorstel box 3 2027: belasting onroerende zaken duidelijker

Het is nu duidelijk hoe onroerende zaken moeten worden belast in het voorgestelde nieuwe box 3-stelsel. Dit wetsvoorstel box 3 ligt nu ter advies bij de Raad van State.

In het nieuwe stelsel wordt zowel het directe rendement als het indirecte rendement op onroerende zaken belast in box 3.

Direct rendement binnen wetsvoorstel box 3

Het directe rendement is het rendement dat je jaarlijks behaalt, bijvoorbeeld huur en pacht, maar ook het rendement in natura door eigen gebruik van de onroerende zaak. De wijze van belastingheffing binnen het wetsvoorstel box 3 is afhankelijk van de categorie waarin de onroerende zaak wordt ingedeeld:

  1. Bij een onroerende zaak die je minimaal 328 dagen (of 329 dagen in een schrikkeljaar) in het jaar verhuurt:
    • Is de ontvangen huur- of pacht belast, en
    • Zijn onderhoudskosten en andere kosten hierop aftrekbaar
  2. Bij een onroerende zaak die je het hele jaar niet verhuurt
    • Is 2,65 % van de WOZ-waarde (de zogenaamde vastgoedbijtelling die het voordeel in natura van het eigen gebruik vertegenwoordigd) belast, en
    • Zijn onderhoudskosten en andere kosten niet apart aftrekbaar, maar verdisconteerd in de vastgoedbijtelling
  3. Bij een onroerende zaak die je minder dan 328 dagen (of 329 dagen in een schrikkeljaar) in het jaar verhuurt, worden de twee hiervoor beschreven berekeningen met elkaar vergeleken en:
    • Is de ontvangen huur- of pacht verminderd met de onderhouds- en andere kosten belast, of
    • Is, als dit tot een hoger bedrag leidt, 2,65 % van de WOZ-waarde belast

Belangrijk: Verschuldigde rente over schulden kun je wel in aftrek brengen, ook als je de vastgoedbijtelling toe moet passen.

Onderhoudskosten en verbeteringskosten

In het nieuwe voorgestelde stelsel is het onderscheid tussen onderhouds- en verbeteringskosten van belang. Onderhoudskosten zijn in het jaar aftrekbaar of verdisconteert in de vastgoedbijtelling. Verbeteringskosten worden pas verrekend bij het realiseren van het indirecte rendement.

Goed om te weten: Kort omschreven zijn onderhoudskosten kosten voor het repareren van bestaande elementen van de onroerende zaak, denk aan schilderen. Bij verbetering worden kosten gemaakt die iets toevoegen aan de onroerende zaak, denk aan een aanbouw.

Indirect rendement binnen wetsvoorstel box 3

Het indirecte rendement is binnen het wetsvoorstel box 3 belast volgens de vermogenswinstbelasting. Het gaat hierbij om de winst die je behaalt door de waardeontwikkeling tijdens de periode dat je als belastingplichtige een onroerend goed bezit.

De belastingheffing vindt plaats aan het einde van de bezitsduur, bijvoorbeeld bij verkoop. De wijze van belastingheffing vindt voor alle onroerende zaken op dezelfde wijze plaats. Het maakt hierbij dus niet uit of je de onroerende zaak voor minimaal 328 dagen per jaar verhuurt, minder of helemaal niet.

Belangrijk: De verbeteringskosten worden bij de berekening van het indirecte rendement wel verrekend.

Een heel simpel voorbeeld:

  • Kosten van aankoop van een onroerende zaak € 500.000
  • Verbeteringskosten door de jaren heen € 250.000
  • Opbrengst bij verkoop € 900.000

De vermogenswinst bedraagt dan: € 150.000 (€ 900.000 -/- € 500.000 -/- € 250.000)

Andere parameters

Het wetsvoorstel dat nu ter advies bij de Raad van State ligt bevat nog meer parameters die nog niet eerder bekend waren. Zo wordt voorgesteld:

  • Om het heffingsvrije inkomen vast te stellen op € 1.250
  • Om een verliesdrempel van € 500 te hanteren
  • Een belastingtarief van 36%.

Let op! Het nieuwe kabinet kan uiteraard nog andere keuzes maken voor de parameters.

Niet voor periode 2017-2026

De wetgever wil het nieuwe stelsel per 1 januari 2027 in laten gaan. De hiervoor beschreven berekening van bijvoorbeeld het werkelijke rendement op onroerende zaken geldt dan ook pas als de wetsvoorstellen ongewijzigd worden aangenomen en per 1 januari 2027 in werking treden.

Box 3: 1 januari 2027 nog haalbaar

Door het wetsvoorstel box 3 nú aan de Raad van State voor te leggen, is invoering van het nieuwe stelsel per 1 januari 2027 mogelijk nog haalbaar. Na ontvangst van het advies van de Raad van State kan het nieuwe kabinet beslissen om het wetsvoorstel, met of zonder wijzigingen, in te dienen bij de Tweede Kamer.

Bron: SRA

Terug

Nog niet uitgelezen?