Verandering biedt kansen
Home / Nieuws / Renseigneringsplicht: Uiterlijk 31 januari opgaaf UBD indienen
Ben je ondernemer in de vastgoedsector? Opgelet, want grote kans dat ook jij dan valt onder de renseigneringsverplichting opgaaf UBD. Want zo redeneert de Belastingdienst: De opgaaf UBD geldt ook voor een betaling aan een ondernemer (natuurlijk persoon) die een factuur uitreikt met btw-verlegd. Uiterlijk 31 januari 2024 moet je de opgaaf UBD indienen. Een aantal belangrijke vragen, antwoorden en kanttekeningen over de renseigneringsplicht op een rij.
Sinds 1 januari geldt een nieuwe renseigneringsverplichting (artikel 22a Uitvoeringsbesluit Inkomstenbelasting (UBIB). Dit omdat het gebruik van het BSN bij het IB-47 formulier in strijd was met de AVG.
De nieuwe regeling is ruimer, omdat de informatieplicht van de regeling zowel geldt met als zonder verzoek van de Belastingdienst. Dit betekent dat je in bepaalde situaties een wettelijke verplichting hebt tot renseignering.
Vraag:Voor wie geldt de renseigneringsverplichting?
Antwoord:De renseigneringplicht geldt voor twee groepen:
De renseigneringsverplichting geldt voor inhoudingsplichtigen die betalingen doen aan natuurlijke personen voor werkzaamheden of diensten die zijn verricht voor de inhoudingsplichtige zelf of met een inhoudingsplichtige verbonden vennootschap (tenminste een derde gedeelte belang). Wie aangifte loonheffingen moet doen, kwalificeert dus als inhoudingsplichtige voor deze regeling.
Vraag:Wanneer geldt een uitzondering op de renseigneringsverplichting?
Antwoord:Doel van de nieuwe renseigneringsregeling is voor de Belastingdienst dat ze informatie ontvangt over betalingen die mogelijk belast zijn in de inkomstenbelasting als resultaat uit overige werkzaamheden. Sommige betalingen voor specifieke werkzaamheden en diensten zijn echter uitgesloten van de verplichting.
Eén van deze uitzonderingen betreft betalingen aan natuurlijke personen, waarbij voor de werkzaamheden een factuur* is uitgereikt met daarop vermeld de omzetbelasting**.
*) Zoals bedoeld in artikel 34c lid 1 Wet OB 1968.
**) Zoals bedoeld in artikel 35a lid 1 onderdeel j van de Wet op de Omzetbelasting 1968, ofwel Wet OB 1968. Onderdeel j bepaalt dat op de factuur moet staan wat het te betalen belastingbedrag is, tenzij er een bijzondere regeling van toepassing is waarvoor deze wet die vermelding uitsluit.
Vraag:Zijn facturen met vermelding ‘btw-verlegd’ van (inhoudingsplichtige) bouwbedrijven uitgezonderd van de renseigneringsplicht?
Antwoord:In de bouwsector geldt er als in onderaanneming werkzaamheden worden verricht een btw-verleggingsregeling. Deze regeling verlegt de heffing van de btw naar de afnemer. Facturen met verlegde btw bevatten dus geen te betalen btw-bedrag, maar wel de melding ‘btw-verlegd’.
De Belastingdienst ziet de woorden ‘btw-verlegd’ op een factuur niet als een vermelding van omzetbelasting als bedoel in artikel 35a lid 1 onderdeel j van de Wet OB. Dus vallen ze niet onder de eerdergenoemde uitzondering. En dus moet je als (inhoudingsplichtig) bouwbedrijf ook alle betalingen opnemen in de opgaaf UBD die je hebt gedaan aan ingeschakelde zzp’ers (timmerlieden, metselaars, elektriciens etc.) die hiervoor een factuur stuurden met btw-verlegd.
Voor niet of te laat indienen kun je onder andere een geldboete krijgen tot € 9.000.
Meer in zijn algemeenheid lijkt de visie van de Belastingdienst te zijn dat je voor alle facturen zonder btw-bedrag en uitgereikt door een natuurlijk persoon een melding UBD moet doen. Dus facturen:
Dit betekent bijvoorbeeld ook dat je in de volgende situaties waarin – door een inhoudingsplichtige – een betaling plaatsvindt aan een natuurlijk persoon een opgaaf UBD moet doen:
Zo zijn er nog wel meer situaties denkbaar en kun je je al met al afvragen of de regeling voor renseigneringsplicht daarmee wellicht zijn doel voorbijschiet.
Uit de totstandkomingsgeschiedenis volgt dat werkzaamheden en diensten waarvoor een factuur is uitgereikt bewust zijn uitgesloten:
‘De belastingplichtigen die deze werkzaamheden verrichten zijn reeds bekend bij de Belastingdienst waardoor (vooralsnog) geen extra informatiestroom op gang hoeft te worden gebracht’, aldus het Besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001, Stb. 2021, 358, pagina 5.
Zij zijn bekend bij de Belastingdienst, omdat er btw-aangifte moet worden gedaan. Dit geldt echter ook in het geval de btw-verleggingsregeling van toepassing is of bijvoorbeeld een 0%-tarief. De omzet die onder de btw-verleggingsregeling valt (of het 0%-tarief) moet namelijk worden aangegeven in rubriek 1e van de btw-aangifte.
Bovendien lijkt de visie van de Belastingdienst over renseignering van natuurlijk personen die de KOR toepassen niet in overeenstemming te zijn met de wet. Zoals hiervoor beschreven geldt er een uitzondering voor betalingen voor werkzaamheden waarvoor een factuur is uitgereikt met daarop de vermelding van omzetbelasting, als bedoeld in artikel 35a lid 1 onderdeel j van de Wet OB 1968. In onderdeel j staat dat het te betalen bedrag van de belasting op de factuur moet worden vermeld, tenzij er een bijzondere regeling van toepassing is waarvoor deze wet die vermelding uitsluit.
Deze ‘bijzondere regelingen’ zijn opgenomen in Hoofdstuk V van de Wet OB 1968. Hieronder vallen bijvoorbeeld:
Artikel 25 Wet OB 1969 van afdeling 1 van dit hoofdstuk ziet echter toe op de vrijstelling van belasting voor kleine ondernemers (KOR). Uit artikel 25 lid 4 Wet OB 1968 volgt, dat wanneer een ondernemer de vrijstelling voor kleine ondernemers toepast hij op een factuur geen melding mag maken van omzetbelasting. Met andere woorden: in het geval van de KOR wordt de vermelding van omzetbelasting op de factuur juist op grond van een bijzondere regeling uitgesloten. Wettelijk gezien is er dan geen renseigneringsplicht, maar de Belastingdienst denkt daar anders over.
De slotsom is dat je de nodige kanttekeningen kunt plaatsen bij de reikwijdte die de Belastingdienst toekent aan de renseigneringsregeling. Daarnaast roept dit alles de vraag op of het uiteindelijk wel zo’n goede keuze is geweest om voor de uitwerking van deze regeling aan te sluiten bij de wettelijke spelregels van een ander belastingmiddel: de omzetbelasting.
Bron: Fiscaal Vanmorgen
Actueel
Checklist langdurig zieke medewerker – Jouw wettelijke to do’s
Hoeveel mag je belastingvrij schenken in 2025?
Btw corrigeren moet voortaan binnen 8 weken
Deel dit bericht
Nog niet uitgelezen?
Een langdurig zieke medewerker, je wilt het niet voor de medewerker zelf, maar ook niet voor de continuïteit van je organisatie. Het kan namelijk leiden tot vertraging in projecten en legt extra druk bij andere medewerkers. Regelmatig contact en duidelijke afspraken helpen alle partijen. Daarnaast heb je als werkgever een aantal wettelijke verplichtingen. We hebben […]
Welke bedragen mag je belastingvrij schenken in 2025? Op een rij wat er mogelijk is voor schenken aan je kind, kleinkind of een ander en tips om rekening mee te houden. Schenken aan je kinderen De meeste vrijstellingen bestaan voor schenkingen aan kinderen. In 2025 kun je jouw kind belastingvrij een bedrag van € 6.713 […]
Heb je te weinig btw aangegeven en afgedragen aan de Belastingdienst? Dan moet je je aangifte btw corrigeren met een btw-suppletie. Hiervoor gold altijd ‘zo snel mogelijk’, maar dit moet per 1 januari 2025 binnen 8 weken. Niet (op tijd) indienen kan leiden tot een vergrijpboete. Heb je te weinig btw aangegeven in je btw-aangiften […]
Het nieuwe jaar is weer van start gegaan. Welke loon- en HR-wijzigingen zijn op 1 januari 2025 ingegaan? En wat moet je daar als werkgever over weten? De belangrijkste punten voor je op een rij. Bron: Salaris Vanmorgen
Ben je inhoudingsplichtig en heb je in 2024 bedragen betaald aan natuurlijke personen? Geef deze vóór 1 februari 2025 door aan de Belastingdienst met de opgaaf UBD 2024. Betalingen aan natuurlijke personen die bij je in dienst waren of waarvoor jij een factuur met btw hebt gekregen hoef je niet op te geven. Voor wie […]
© 2025 - Stolwijk Kennisnetwerk