Verandering biedt kansen
Home / Blogs / Q&A: Schijnzelfstandigheid en de Wet VBAR
De overheid wil werknemers meer zekerheid bieden en de vaste arbeidsovereenkomst het uitganspunt laten zijn. Toch zien mijn collega’s en ik in de praktijk nog steeds veel verschillende vormen van flexibele arbeid, bijvoorbeeld het inhuren van zelfstandigen met een overeenkomst van opdracht. Hierbij bestaat het risico van schijnzelfstandigheid. De Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Wet VBAR) moet die schijnzelfstandigheid tegengaan. Het gaat nu nog om een wetsvoorstel, maar we verwachten grote gevolgen. Wat betekent dit voor jouw organisatie als je werkt met zelfstandigen? Ik heb een Q&A voor je samengesteld.
Door Laura van Alst, Arbeidsjurist
De Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden moet een eind maken aan de problematiek rondom schijnzelfstandigheid. Een schijnzelfstandige is een werkende die op papier zelfstandig is, maar in de praktijk eigenlijk werknemer is. In de huidige arbeidsmarkt, waarin we anders zijn gaan werken met bijvoorbeeld thuiswerken en online via apps, is het niet altijd duidelijk of werk door een zelfstandige of een werknemer wordt uitgevoerd.
De Wet VBAR moet een duidelijk toetsingskader geven wanneer er als werknemer moet worden gewerkt moet worden en wanneer als zelfstandige. Bedrijven die iemand willen inhuren en werkenden zelf kunnen dit toetsingskader gebruiken om het risico op schijnzelfstandigheid te vermijden.
De kwalificatie van de rechtsverhouding tussen een werkende en werkgever is zowel arbeidsrechtelijk als fiscaal van belang. Als iemand werkt als schijnzelfstandige:
Het wetsvoorstel voor de Wet VBAR bevat twee belangrijke wijzigingen:
Bij de beoordeling of er sprake is van een arbeidsovereenkomst wordt er gekeken of er aan alle elementen van artikel 7:610 BW is voldaan. Het gaat daarbij om:
Uitbreiding met tweede lid
Treedt de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden in werking, dan zal artikel 7:610 BW worden uitgebreid met een tweede lid. Aan de hand daarvan moet je dan kunnen vaststellen of een situatie aan het gezagscriterium voldoet. Volgens het nieuwe 7:610 lid 2 BW is er sprake van gezag als:
Uitbreiding met derde lid
Daarnaast voegt de nieuwe Wet VBAR nog een derde lid toe aan artikel 7:610 BW. Dit derde lid moet het onderlinge verband tussen a t/m c van lid 2 uiteenzetten. Element a en b worden gezamenlijk afgezet tegen element c:
Het wetsvoorstel voor de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden omvat ook de toevoeging van een nieuw artikel: 7:610aa BW. Dit artikel introduceert een nieuw rechtsvermoeden om te bepalen of sprake is van een werknemer of een zelfstandige: Een tarief onder de € 32,24 exclusief btw per uur impliceert dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Het betreft een rechtsvermoeden dat de opdrachtgever (werkgever) met bewijsmiddelen kan weerleggen. Pas na bevestiging van het rechtsvermoeden door een rechter is er sprake van een arbeidsovereenkomst. De Belastingdienst kan zich dus ook pas vanaf dat moment daarop beroepen.
Het wetsvoorstel voor de Wet VBAR is in 2023 ter internetconsultatie gegaan. Dit heeft tot veel reacties geleid, waardoor het wetsvoorstel nu wordt aangepast. De beoogde ingangsdatum is op 1 januari 2026.
Uit het hoofdlijnenakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB van 16 mei 2024 blijkt dat zij de Wetsbehandeling van de Wet VBAR willen voortzetten. De partijen verschillen echter nog stevig over de invulling. Hoe de partijen deze verschillen gaan overbruggen, blijkt niet uit het hoofdlijnenakkoord.
De Belastingdienst heeft handhaving op de kwalificatie van arbeidsrelaties nu nog opgeschort in een zogenoemd handhavingsmortuarium. Dit houdt concreet in dat de Belastingdienst geen correctieverplichtingen of naheffingsaanslagen loonheffingen (eventueel met boete) oplegt als ze schijnzelfstandigheid signaleert, tenzij sprake is van kwaadwillendheid. Dit gaat echter veranderen. En niet pas als de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden in werking treedt, maar al per 1 januari 2025. De Belastingdienst gaat vanaf die datum actief handhaven op schijnzelfstandigheid. Wat als ze oordeelt dat sprake is van schijnzelfstandigheid?
Als je het oordeel ‘schijnzelfstandigheid’ krijgt, dan ben je als opdrachtgever (werkgever) onder andere verplicht om:
Werk je als opdrachtgever (werkgever) met veel zelfstandigen, dan kan het hierbij gaan om zeer hoge bedragen.
Het oordeel ‘schijnzelfstandigheid’ heeft ook voor de werkende zelf grote gevolgen: De werkende moet de verkregen inkomsten in de aangifte inkomstenbelasting aangeven als loon uit dienstbetrekking in plaats van winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden. De zelfstandige heeft dan geen recht meer op bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek.
Vooral met het oog op het opheffen van het handhavingsmortuarium van de Belastingdienst per 1 januari 2025 kun je als opdrachtgever (werkgever) nu al voorbereidingen treffen. In het Handhavingsplan arbeidsrelaties, tranche 2024, van de Belastingdienst vind je meer over de plannen en do’s en don’ts.
Verder raad ik je aan om nog vóór de zomer een overzicht te maken met daarin de zelfstandigen die je in dienst hebt en hun functies. Ga vervolgens per zelfstandige na: Valt diens functioneren onder de noemer ‘zelfstandige’ of is diegene eigenlijk een werknemer en is er dus sprake van schijnzelfstandigheid? Vervolgens kun je bepalen hoe je eventuele arbeidsrelaties waarbij sprake is van schijnzelfstandigheid wilt hervormen.
Wil je graag hulp bij het inzichtelijk maken van flexibele arbeidsvormen in jouw organisatie? Meer weten over de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden en welke consequenties de Wet VBAR heeft voor jouw organisatie? Bel of mail me en ik of een van mijn collega’s helpt je verder.
Laura van AlstArbeidsjuristTel: +31 (0)316 740 115E-mail: l.v.alst@vitaconluteijn.nl
Actueel
Q&A excessief lenen – Nog maar € 500.000 belastingvrij lenen van bv
Ben jij al klaar voor werken met regionale werkcentra?
Pandrecht op vorderingen? Zorg voor periodieke vervolgverpanding!
Deel dit bericht
Nog niet uitgelezen?
Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat nader rechtsherstel geboden moet worden als het werkelijke rendement van het box 3-vermogen lager is dan het forfaitaire rendement. Op 14 juni 2024 heeft ze een nieuwe aanwijzing gegeven over de berekening van de box 3-heffing over het werkelijke rendement van een box 3-woning. We lichten […]
Een dga die boven een bepaald maximumbedrag leent van de eigen bv, betaalt hierover sinds 2023 belasting. Dit wordt ook wel de dga-taks genoemd. Goed om te weten: Ook als je als dga leent van een bank kan dit, onder omstandigheden, meetellen voor het drempelbedrag van de dga-taks. Een dga met schulden aan zijn bv(‘s) […]
Leen je geld van je eigen bv en is dat meer dan een maximumbedrag? Dan moet je over het meerdere mogelijk belasting betalen. Per 31 december 2024 is het maximumbedrag voor de Wet excessief lenen aanzienlijk lager. Je kunt dan nog maar € 500.000 belastingvrij lenen. Wat voor gevolgen heeft dit en wat moet je […]
Bedrijven moeten de aangifte en opgaaf dividendbelasting vanaf 1 juli 2024 verplicht digitaal inleveren. Voor dividenduitkeringen tot en met 2023 kon dit nog op papier, voor uitkeringen vanaf 2024 vanaf 1 juli 2024 niet meer. Nv’s en bv’s die winst maken en dit uitdelen aan de aandeelhouders moeten over het algemeen dividendbelasting inhouden en afdragen. […]
Als werkgever kun je gedurende een vakantieperiode een ‘vakantieauto’ ter beschikking stellen aan een medewerker. Of de werknemer levert de auto van de zaak in tijdens de vakantieperiode. Wat de gevolgen zijn voor de bijtelling is afhankelijk van de situatie. Een auto van de zaak ter beschikking hebben tijdens de vakantie kan gevolgen hebben voor […]
© 2024 - Stolwijk Kennisnetwerk