Skip to main content
2 mei 2023

Betaal je meer belasting over overwerk, vakantiegeld, bonussen etc?

Belastingen over overwerkvergoeding, vakantiegeld, bonussen en andere extra’s, zijn die hoger dan over normaal salaris? Zo zit het. 

Medewerkers klagen weleens dat overwerken niet loont, omdat er voor hun gevoel bijna niets overblijft. Ook over vakantiegeld, bonussen en andere aanvullende vergoedingen lijken ze meer belasting te moeten betalen. Het gevoel is begrijpelijk. Toch is het niet zo dat deze extra’s zwaarder worden belast. Het zit hem puur in het feit dat een medewerker bij een hoger totaalbedrag aan loon/inkomsten over dat hogere totaalbedrag meer belasting verschuldigd is. Dat komt doordat bij een hoger loon/inkomen:

  • Het loon- en inkomstenbelastingtarief stijgt 
  • De heffingskortingen (kortingen op te betalen belasting) vanaf een bepaalde loon-/inkomensgrens dalen 

Lastig om te volgen? Dat snappen we. En zelfs in de politiek staat het systeem inmiddels ter discussie. Voorlopig hebben we er echter nog mee te dealen. Daarom geven we je graag wat extra uitleg. Handig voor jou als werkgever maar ook voor medewerkers. 

Loonheffing berekenen en afdragen 

Voordat je als werkgever loon kunt uitbetalen aan een medewerker, moet je eerst de loonheffing berekenen. Die bestaat uit: 

  • Loonbelasting 
  • Premies volksverzekeringen 

De loonheffing trek je af van het brutoloon en betaal je aan de Belastingdienst. 

In de berekening van de loonheffing zijn de tariefhoogte en heffingskortingen van belang. Het tarief is een percentage waarmee je rekent en waar je heffingskortingen vanaf trekt. Met name de heffingskortingen kunnen het geheel ondoorzichtig maken. 

Loonhoogte bepaalt tariefhoogte 

De hoogte van het tarief waarmee je in de loonheffing moet rekenen is afhankelijk van de hoogte van het loon van een medewerker. In 2023 bedraagt dit tarief voor iemand jonger dan 66 jaar en 10 maanden (AOW-leeftijd): 

  • 36,93% voor loon tot en met € 73.032 op jaarbasis 
  • 49,50% voor loon daarboven 

Heffingskortingen 

Eerst bereken je dus met het tarief de loonbelasting en premies volksverzekeringen. Van het bedrag dat daaruit komt, mag je heffingskortingen aftrekken. Heffingskortingen zijn daarmee als het ware een korting op te betalen belasting. Het bedrag dat daar uitrolt trek je af van het brutoloon en betaal je aan de Belastingdienst. 

Voorbeeld: gebruikelijke loonhoogte 

Een medewerker verdient € 2.200 per maand. 

Het in te houden bedrag bedraagt volgens het tarief (36,93% van € 2.200 =) € 812. De medewerker heeft in deze maand echter recht op € 629 aan heffingskortingen. Dus houdt de werkgever (€ 812 – € 629 =) € 183 in. Door de heffingskortingen houdt de medewerker deze maand per saldo (€ 2.200 – € 183 =) € 2.017 netto over. 

Dit betekent dat hoewel het werkelijke tarief 36,93% bedraagt, de medewerker maar een belasting- en premiedruk van 8,32% voelt ((€ 183 / € 2.200) x 100%). 

Heffingskortingen toepassen op gebruikelijk salaris 

Heffingskortingen pas je altijd volledig toe bij de berekening van de heffing op het “normale” maandsalaris. Zo kan iedere medewerker zijn kortingsrecht volledig gebruiken. Heeft een medewerker recht op € 629 heffingskortingen in een maand, dan breng je dit volledige bedrag in mindering op het gebruikelijke maandsalaris. En daar komt dus het eerste opvallende om de hoek kijken: 

Ontvangt de medewerker die maand extra loon, bijvoorbeeld voor uitbetaling van overuren of een bonus, dan kun je daar geen extra heffingskorting op in mindering brengen. Het totale recht aan heffingskortingen heb je immers al opgebruikt bij de berekening van het normale loon.

Voorbeeld: loon hoger dan gebruikelijk 

De werknemer uit het vorige voorbeeld krijgt in de maand maart € 500 extra loon in verband met uitbetaling van overuren. Het totale loon in deze maand bedraagt hierdoor (€ 2.200 + € 500 =) € 2.700. 

Het in te houden bedrag bedraagt volgens het tarief (36,93% van € 2.700 =) € 997. De medewerker heeft in deze maand echter recht op € 614 aan heffingskortingen. Dus houdt de werkgever (€ 997 – € 614 =) € 383 in. Door de heffingskortingen houdt de medewerker deze maand (€ 2.700 – € 383 =) € 2.317 netto over. 

Hoewel het geldende tarief dus ook hier 36,93% bedraagt, voelt dezelfde medewerker nu opeens een belasting- en premiedruk van 14,19% ((€ 383 / € 2.700) x 100%). 

De belasting- en premiedruk over het totale loon stijgen dus, omdat het totale loon hoger is geworden. Het extra loon wordt niet zwaarder belast, maar het gemiddelde tarief over het totale loon stijgt. 

Ter vergelijking: op het loon van een werknemer met een normaal loon van € 2.700 per maand moet ook € 383 belasting en premies worden ingehouden. Ook deze werknemer ervaart een belasting- en premiedruk van 14,19%. Het is dus niet zo dat incidenteel extra loon meer belast wordt dan een vast hoger loon. 

Heffingskortingen: geen vaste bedragen 

Je zag het in de twee voorbeelden: bij een loon van € 2.200 bedroeg het totaal aan heffingskortingen € 629, terwijl dit bij een loon van € 2.700 bij € 614 lag. Dit is omdat heffingskortingen geen vaste bedragen zijn, maar afhangen van de hoogte van loon/inkomen. Dan kan het dus gebeuren dat heffingskortingen lager uitvallen bij een hoger totaalloon. Zo ook wanneer je als werkgever incidenteel een extra uitbetaalt en het totaalloon incidenteel hoger is. 

We laten het je zien met toelichting op twee bekendere heffingskortingen:  

  • Algemene heffingskorting
    Deze is in 2023 € 3.070 per jaar bij een jaarlijks loon tot en met € 22.660. Is het jaarloon hoger, dan is de algemene heffingskorting ongeveer € 0,06 lager voor elke euro boven de € 22.060. Bij een jaarloon van € 73.031 of meer, bestaat in 2023 daardoor geen recht meer op algemene heffingskorting. 
  • Arbeidskorting
    Deze loopt in 2023 eerst op tot maximaal € 5.052 per jaar bij een jaarlijks loon van €37.691. Voor elke euro daarboven wordt de heffing echter verlaagd met ongeveer € 0,065. Vanaf een jaarlijks loon van € 115.295 bestaat daardoor geen recht meer op arbeidskorting. 

Deze op- en afbouw van heffingskortingen hebben dus ook invloed op belasting- en premiedruk waarmee een medewerker te maken krijgt. 

Let op! Heffingskortingen kunnen ook een rol spelen bij de vraag of een medewerker nog inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (hierna: inkomstenbelasting) verschuldigd is. De loonheffing die je als werkgever inhoudt, is daarop namelijk een voorheffing. 

  • Een medewerker met één dienstverband: voor hem is de ingehouden loonheffing, afgezien van persoonlijke omstandigheden zoals een eigen huis of alimentatie, over het algemeen gelijk aan de inkomstenbelasting. Hij hoeft dan geen inkomstenbelasting te betalen. 
  • Een medewerker met meerdere dienstverbanden: voor hem is het totaal van de ingehouden loonheffing door de meerdere werkgevers vaak lager dan de inkomstenbelasting. Hij moet dan bijbetalen via zijn aangifte inkomstenbelasting. 

Voor die medewerker met meerdere dienstverbanden kan zo een verschil ontstaan, doordat: 

  • Meerdere werkgevers rekening hebben gehouden met de heffingskortingen maar de medewerker er maar één keer recht op heeft 
  • Het tarief anders kan zijn per afzonderlijke lonen en over het totale loon (hoger tarief bij hoger totaal loon) 

Hoger inkomen heeft gevolgen voor toeslagen 

Medewerkers moeten zich realiseren dat er diverse regelingen bestaan die afhankelijk zijn van hun loon/inkomen. Denk bijvoorbeeld aan toeslagen zoals kinderopvang-, zorg- en huurtoeslag en kindgebonden budget. Een hoger loon/inkomen kan betekenen dat recht hierop minder wordt of komt te vervallen. 

Een werkgever heeft geen inzicht in de persoonlijke situatie van een medewerker en kan daarom geen rekening houden met deze gevolgen. De medewerker moet dus zelf beoordelen of en welke gevolgen een hoger loon voor andere regelingen heeft. 

Tip! Laat medewerkers eens kijken op de website van het Nibud. Daar zijn handige tools te vinden.  

Vrije ruimte in werkkostenregeling 

Het kan voor een medewerker gunstig zijn, wanneer je als werkgever ervoor kiest om een extra vergoeding aan te wijzen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling (WKR). Zo een vergoeding zorgt namelijk niet voor afbouw van heffingskortingen en heeft geen gevolgen voor andere regelingen. Dat komt doordat bedragen die zijn aangewezen in de vrije ruimte van de WKR niet meetellen als loon voor de heffingskortingen of de andere regelingen. 

Let op! Er gelden voorwaarden voor wat je als vergoeding in de vrije ruimte van de WKR aan kunt wijzen, zoals: 

  • Het moet gebruikelijk zijn om bepaalde vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan te wijzen. 
  • De vrije ruimte van de WKR in 2023 is beperkt tot 3% over de eerste € 400.000 van de totale loonsom en 1,18% over het meerdere. Komt het totaal van vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen in een jaar boven de hoogte van de vrije ruimte, dan betaalt de werkgever 80% eindheffing over dit meerdere.

Meer weten? 

We begrijpen, de berekening van loonheffing blijft ook na deze uitleg behoorlijk complex. Hulp nodig bij berekeningen? Wil je advies voordat je iets gaat doorvoeren? Bel of mail ons gerust. We helpen je graag. 

Bron: SRA 

Terug

Nog niet uitgelezen?