Skip to main content
10 februari 2016

Arbowetswijziging ingediend

Belang van bedrijfsgezondheidszorg en arbodienstverlening onderstreept

Scherpe analyse Raad van State: is er wel een probleem?

Conform de Grondwet bracht de Raad van State advies uit. Dit ‘Hoge college van staat’ analyseerde opmerkelijk scherp de grondslag van de arbowetswijziging. Na doornemen van de diverse onderzoeken is de constatering: “Kennelijk ervaart een ruime meerderheid van de werkgevers, de werknemers en de bedrijfsartsen zelf geen ernstig probleem.” Dat de onafhankelijke positie van de bedrijfsarts onder druk kan komen te staan bij spanningen tussen werkgever en werknemer over het verzuim, is inherent aan de positie van de bedrijfsarts. “Het behoort echter tot zijn professionele vaardigheden om tegen zulke druk bestand te zijn.” De Raad van State heeft dus ook scherp op het netvlies dat de bedrijfsarts z’n kracht juist ontleent aan het werkgever én werknemer adviseren. De Raad neemt afstand van ideeën over een ‘werknemersbedrijfsarts’.

Het kabinet heeft de toelichting bij het voorstel van wet uitgebreid.

Beroepsziektemelding in toekomst handhaafbaar door Inspectie

De Raad van State geeft aan dat het belangrijker is bedrijfsartsen te motiveren tot melding van beroepsziekten dan hen te straffen voor nalatigheid. Het voorstel van wet bevat de mogelijkheid om in de toekomst een boetebepaling in werking te laten treden. “In eerste instantie zal getracht worden het melden van beroepsziekten op andere wijzen te bevorderen, onder meer door voorlichting.”

Dit is voor het eerst dat in de arbowet sprake is van een bepaling die beboeting mogelijk maakt van arbodiensten of bedrijfsartsen! Tot nog toe richtte handhaving vanuit de wet zich alleen op de werkgever.

Verder geldt dat de voorwaardelijke mogelijkheid van beboeting een onprettige claim legt op de beroepsgroep. Het is ‘prijs schieten’ zolang er mensen kunnen betogen dat er meer beroepsziekten zijn dan er gemeld worden. Wij onderschrijven ook dat bedrijfsartsen zich meer moeten inspannen om beroepsziekten te onderkennen en melden. Een maatstaf voor de vraag of bedrijfsartsen voldoende melden, is besloten in het Peilstation Intensief Melden. Daarvoor levert een groep speciaal opgeleide bedrijfsartsen gegevens, met landelijk representatieve uitkomsten. Waarvoor dient dan nog een meldplicht? Dat stelden we al in de nieuwsbrief van begin november aan de orde. Deze discussie behoeft voortzetting, die dus vooralsnog los van de wetswijziging kan plaatsvinden.

Second opinion: verhelderd, maar voldoende?

In de internetversie leek de formulering van de second opinion een bevestiging van het in de publiciteit gekomen ‘recht van de werknemer’. Het wordt in het wetsvoorstel duidelijker gepositioneerd als instrument van de bedrijfsarts. Er is geen ongeclausuleerde plicht ertoe van de bedrijfsarts.
De internetversie gaf de indruk dat zonder meer voldaan zou moeten worden aan een verzoek van de werknemer om na een second opinion ziekteverzuimbegeleiding door de tweede bedrijfsarts te laten doen. Daar neemt de regering afstand van in de toelichting: “Indien de werknemer aangeeft geen of onvoldoende vertrouwen te hebben in de bedrijfsarts voor de begeleiding dient de bedrijfsarts met het oog op een tijdig herstel en terugkeer naar het werk te overwegen de begeleiding aan een andere bedrijfsarts over te dragen. Daarbij dienen sluitende afspraken te worden gemaakt over de verantwoordelijkheidsverdeling en werkwijze.” Als criterium wordt dus ingevoerd “.. tijdig herstel en terugkeer naar het werk ..”, als overweging voor de bedrijfsarts. Ik ga ervan uit dat dat staande praktijk is, zeker bij KoM-leden.
Wat betreft de overlap van second opinion en deskundigenoordeel van het UWV bevat het voorstel van wet geen verdere verheldering. Wel wordt duidelijk gemaakt dat de second opinion geen opschortende werking heeft, tenzij partijen anders afspreken.
Voornemen van de regering is om de second opinion verdere uitwerking te geven bij of krachtens het Arbeidsomstandighedenbesluit, zoals de duidelijkheid dat de tweede bedrijfsarts niet werkzaam is in de arbodienst of combinatie van bedrijfsartsen van de eerste. Het veld moet zich mijns inzien laten horen over de voorgenomen nadere regeling

Direct beboeten van ontbreken arbocontract

Op het ontbreken van een contract met arbodienst of bedrijfsarts heeft in de arbowet altijd een sanctie gestaan. De Inspectie gaf een waarschuwing en de gelegenheid om de omissie te herstellen, zoals ze bij alle niet direct gevaarlijke situaties doet. De Inspectie zal na de wetswijziging direct tot boeteaanzegging overgaan als er geen contract is. Met andere woorden, ontbreken van arbodienstverlening wordt als direct gevaar voor gezondheid en duurzame inzetbaarheid van de werknemer gezien. De handhaving op dit punt zal fors effectiever kunnen worden. Regelen van de beschikbaarheid van een arbodienst of bedrijfsarts wordt snel afgedwongen. De niet-willende werkgever komt niet meer met gedraai weg, werknemers bij dergelijke heel kleine bedrijven krijgen ook toegang tot goede bedrijfsgezondheidszorg. Meernalen hebben kabinetten en ministers ingezet op voorlichting e.d. als middel. Ook het huidige kabinet werkt daaraan, al intensief in 2016. Het is goed te weten dat de enkele werkgevers die niet horen willen, het kunnen voelen in 2017.

Instemming medezeggenschap over preventiemedewerker

Ondanks scherpe kritiek van de Raad van State heeft de regering dit ongewijzigd gelaten ten opzichte van de internetversie. Kortom, ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging krijgen instemmingsrecht over de persoon en positie van de preventiemedewerker(s). Ook moeten deze en arbodeskundigen nauw gaan samenwerken. Op zich lijkt dit niet zo bijzonder. Ik wil aangeven dat deze bepalingen juist belangrijk zijn om preventie op maat te realiseren. Dit verplicht werkgevers, werknemers en arbodienstverleners om de arbo-aanpak met elkaar vorm te geven. Dat bevordert maatwerk en acceptatie meer dan bijv. een maatregel om werkgevers te verplichten per werknemer een uur preventieve arbodienstverlening in te kopen. Onder meer de FNV is daar voorstander van. Consequentie is dat preventie ‘van buiten’ komt, met dus minder draagvlak.

Inwerkingtreding

Het is te verwachten dat de Tweede Kamer in februari of maart begint met de behandeling, met als eerste stap een schriftelijke vragenronde. Te verwachten is dat zeg in september 2016 de Eerste Kamer het voorstel van wet behandelt. Inwerkingtreding ligt in de rede per 2017.

Bron: Arboselectie

Terug

Nog niet uitgelezen?